Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

nehmen bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
nehmen [nahm; hat genommen] Verb

aanvattenwerkwoord

nemenwerkwoord

oprapenwerkwoord

pakkenwerkwoord

vattenwerkwoord

das Nehmen Substantiv

greepo

innameo

slago

vato

abnehmen Verb

afhalenv

afzettenv

amputerenv

rissenv

ritsenv

wegnemenv

wegsnijdenv

annehmen Verb

aannemenv

aanvaardenv

accepterenv

erkennenv

ontvangenv

ausnehmen Verb

uitzonderenv

das Benehmen [des Benehmens; —] Substantiv

gedrago

houdingo

wandelo

einnehmen [nahm ein; hat eingenommen] Verb

bekledenv

beslaanv

bezettenv

bezighoudenv

inbeslagnemenv

entnehmen [entnahm; hat entnommen] Verb

uitlichtenv

uitnemenv

wegnemenv

feste Formen annehmen

vastevormaannemen

festnehmen (nimmt fest) [nahm fest; hat festgenommen] Verb

aanhoudenv

arresterenv

inrekenenv

inverzekerdebewaringnemenv

fortnehmen

afnemenwerkwoord

afpakkenwerkwoord

12