Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

fassen bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
fassen [fasste; hat gefasst] Verb

aanvattenv

beetkrijgenv

beetnemenv

nemenv

oprapenv

pakkenv

vangenv

vastpakkenv

vattenv

abfassen [fasste ab; hat abgefasst] Verb

componerenv

makenv

scheppenv

schrijvenv

auffassen [fasste auf; hat aufgefasst] Phrase

bemerkenwerkwoord

gewaarwordenwerkwoord

merkenwerkwoord

vernemenwerkwoord

waarnemenwerkwoord

einfassen [fasste ein; hat eingefasst] Verb

afzettenv

beslaanv

garnerenv

omboordenv

omzomenv

staanlangsv

stofferenv

uitmonsterenv

zomenv

erfassen [erfasste; hat erfasst] Verb

begrijpenv

beseffenv

bevattenv

snappenv

vattenv

verstaanv

umfassen [umfasste; hat umfasst] Verb

beslaanv

omarmenv

omklemmenv

omknellenv

omspannenv

omvattenv

verfassen [verfasste; hat verfasst] Verb

componerenv

12