Angol-Holland szótár »

scar hollandul

AngolHolland
scar [scars] (permanent mark on the skin)
noun
[UK: skɑː(r)]
[US: ˈskɑːr]

littekensubstantief
{n}

scar tissue (type of tissue formed in a place where an injury has healed)
noun

littekenweefselsubstantief
{n}

scarce [scarcer, scarcest] (something rare, in low supply)
adjective
[UK: skeəs]
[US: ˈskers]

schaarsbijvoeglijk naamwoord

scarce chaser (Libellula fulva)
noun

bruine korenboutsubstantief
{m}

scarcely (almost not, by a small margin)
adverb
[UK: ˈskeə.sli]
[US: ˈsker.sli]

amperbijwoord

nauwelijksbijwoord

scarcity [scarcities] (an inadequate amount of something; a shortage)
noun
[UK: ˈskeə.sɪ.ti]
[US: ˈsker.sə.ti]

tekortsubstantief

scarcity [scarcities] (the condition of something being scarce or deficient)
noun
[UK: ˈskeə.sɪ.ti]
[US: ˈsker.sə.ti]

schaarstesubstantief
{c}

scare [scared, scaring, scares] (to frighten)
verb
[UK: skeə(r)]
[US: ˈsker]

angst aanjagenwerkwoord

bang makenwerkwoord

beangstigenwerkwoord

doen schrikkenwerkwoord

laten schrikkenwerkwoord

verschrikkenwerkwoord

scarecrow [scarecrows] (effigy fixed to a pole in a field to deter birds from eating crops or seeds planted there)
noun
[UK: ˈskeə.krəʊ]
[US: ˈskærkro.ʊ]

vogelschriksubstantief
{m}

vogelverschrikkersubstantief
{m}

scared (afraid, frightened)
adjective
[UK: skeəd]
[US: ˈskerd]

bangbijvoeglijk naamwoord

scarf (eat very quickly)
verb
[UK: skɑːf]
[US: ˈskɑːrf]

schrokkenwerkwoord

scarf [scarves] (long garment worn around the neck)
noun
[UK: skɑːf]
[US: ˈskɑːrf]

das [dassen]substantief
{m}

sjaalsubstantief
{m}

scarify [scarified, scarifying, scarifies] (to remove thatch)
verb
[UK: ˈskæ.rɪ.faɪ]
[US: ˈskæ.rɪ.faɪ]

verticuterenwerkwoord

scarlet [scarlets] (colour)
noun
[UK: ˈskɑː.lət]
[US: ˈskɑːr.lət]

scharlakensubstantief
{n}

scharlakenroodsubstantief
{n}

vuurroodsubstantief
{n}

scarlet (colour)
adjective
[UK: ˈskɑː.lət]
[US: ˈskɑːr.lət]

scharlakenbijvoeglijk naamwoord
{n}

scharlakenroodbijvoeglijk naamwoord
{n}

vuurroodbijvoeglijk naamwoord
{n}

scarlet pimpernel (Anagallis arvensis)
noun

gewoon guichelheilsubstantief
{n}

guichelheilsubstantief
{n}

scary (causing fear or anxiety)
adverb
[UK: ˈskeə.ri]
[US: ˈske.ri]

engbijwoord

discard [discarded, discarding, discards] (to throw away, reject)
verb
[UK: dɪ.ˈskɑːd]
[US: ˌdɪ.ˈskɑːrd]

afdankenwerkwoord

afleggenwerkwoord

opzijzettenwerkwoord

verwerpenwerkwoord

escarole (subspecies or variety of endive (var. latifolia))
noun

andijviesubstantief

headscarf (piece of material worn over the head)
noun
[UK: ˈhed.skɑːf]
[US: ˈhed.skɑːrf]

hoofddoeksubstantief

sjaalsubstantief

Madagascar (country in Southern Africa)
proper noun
[UK: ˌmæ.də.ˈɡæ.skə(r)]
[US: ˌmæ.də.ˈɡæ.skər]

Madagaskareigennam

Madagascar buzzard (Buteo brachypterus)
noun
[UK: ˌmæ.də.ˈɡæ.skə(r) ˈbʌ.zəd]
[US: ˌmæ.də.ˈɡæ.skər ˈbʌ.zərd]

madagaskarbuizerdsubstantief

mascara [mascaras] (eyelash cosmetic)
noun
[UK: mæ.ˈskɑː.rə]
[US: mæ.ˈske.rə]

mascarasubstantief
{m} {f}

12

Korábban kerestél rá