Angol-Holland szótár »

nu hollandul

AngolHolland
continuum [continua] (continuous extent)
noun
[UK: kən.ˈtɪ.njuəm]
[US: kən.ˈtɪ.njuːəm]

continuümsubstantief
{n}

continuance [continuances] (Postponement of a legal proceeding)
noun
[UK: kən.ˈtɪ.njʊəns]
[US: kən.ˈtɪ.njuːəns]

verdagingsubstantief
{f}

continuation [continuations] (act or state of continuing)
noun
[UK: kən.ˌtɪ.njʊ.ˈeɪʃ.n̩]
[US: kən.ˌtɪ.njuː.ˈeɪʃ.n̩]

hervattingsubstantief
{f}

voortzettingsubstantief
{f}

continue [continued, continuing, continues] (intransitive: resume)
verb
[UK: kən.ˈtɪ.njuː]
[US: kən.ˈtɪ.njuː]

herbeginnenwerkwoord

continue [continued, continuing, continues] (transitive: proceed)
verb
[UK: kən.ˈtɪ.njuː]
[US: kən.ˈtɪ.njuː]

doorgaanwerkwoord

verdergaanwerkwoord

voortzettenwerkwoord

continuity [continuities] (lack of interruption)
noun
[UK: ˌkɒn.tɪ.ˈnjuːɪ.ti]
[US: ˌkɑːn.tə.ˈnuːə.ti]

continuïteitsubstantief
{f}

continuous (without break, cessation, or interruption in time)
adjective
[UK: kən.ˈtɪ.njʊəs]
[US: kən.ˈtɪ.njuːəs]

aanhoudendbijvoeglijk naamwoord

continubijvoeglijk naamwoord

ononderbrokenbijvoeglijk naamwoord

onophoudelijkbijvoeglijk naamwoord

voortdurendbijvoeglijk naamwoord

continuously (without pause)
adverb
[UK: kən.ˈtɪ.njʊə.sli]
[US: kən.ˈtɪ.njuːə.sli]

continubijwoord

continuum hypothesis (hypothesis that there is no cardinality between that of and that of )
noun
[UK: kən.ˈtɪ.njuəm haɪ.ˈpɒ.θə.sɪs]
[US: kən.ˈtɪ.njuːəm haɪ.ˈpɑː.θə.səs]

continuümhypothesesubstantief
{f}

conundrum [conundrums] (difficult choice or decision)
noun
[UK: kə.ˈnʌn.drəm]
[US: kə.ˈnən.drəm]

dilemmasubstantief
{n}

conundrum [conundrums] (difficult question or riddle)
noun
[UK: kə.ˈnʌn.drəm]
[US: kə.ˈnən.drəm]

hersenbrekersubstantief
{n}

raadselsubstantief
{n}

conurbation [conurbations] (an extended collection of urban communities; urban sprawl)
noun
[UK: ˌkɒ.nɜː.ˈbeɪʃ.n̩]
[US: ˌkɒ.nɝː.ˈbeɪʃ.n̩]

agglomeratiesubstantief

stedengroepsubstantief

cornucopia [cornucopias] (mythical horn endlessly overflowing with food and drink)
noun
[UK: ˌkɔː.njʊˈk.əʊ.pɪə]
[US: ˌkɔː.njʊˈko.ʊ.pɪə]

hoorn des overvloedssubstantief

could I see the menu, please (said to ask for a menu)
phrase

alstublieftphrase

mag ik het menuphrase

Cygnus (constellation)
proper noun
[UK: ˈsɪɡ.nəs]
[US: ˈsɪɡ.nəs]

Zwaaneigennam
{m}

Danube (river of Europe that flows to the Black Sea)
proper noun
[UK: ˈdæ.njuːb]
[US: ˈdæ.njuːb]

Donaueigennam

decimal number (number expressed in the decimal system)
noun

decimaalsubstantief
{m}

deoxyribonucleic acid [deoxyribonucleic acids] noun
[UK: di.ˌɑːk.si.ˌraɪ.bəʊ.nuː.ˈkleɪɪk ˈæ.sɪd]
[US: di.ˌɑːk.si.ˌraɪbo.ʊ.nuː.ˈkleɪɪk ˈæ.səd]

desoxyribonucleïnezuursubstantief

dialect continuum (a range of dialects)
noun

dialectcontinuümsubstantief
{n}

diminutive (grammar)
adjective
[UK: dɪ.ˈmɪ.njʊ.tɪv]
[US: də.ˈmɪ.njə.tɪv]

verkleinwoordbijvoeglijk naamwoord
{n}

diminutive (grammar: word form expressing smallness)
noun
[UK: dɪ.ˈmɪ.njʊ.tɪv]
[US: də.ˈmɪ.njə.tɪv]

diminutiefsubstantief
{n}

verkleinwoordsubstantief
{n}

diminutive (serving to diminish)
adjective
[UK: dɪ.ˈmɪ.njʊ.tɪv]
[US: də.ˈmɪ.njə.tɪv]

verkleinendbijvoeglijk naamwoord

diminutive (very small)
adjective
[UK: dɪ.ˈmɪ.njʊ.tɪv]
[US: də.ˈmɪ.njə.tɪv]

minuscuulbijvoeglijk naamwoord

discontinue [discontinued, discontinuing, discontinues] (to stop a process)
verb
[UK: ˌdɪs.kən.ˈtɪn.juː]
[US: ˌdɪs.kən.ˈtɪn.juː]

beëindigenwerkwoord

stopzettenwerkwoord

discontinuity [discontinuities] (lack of continuity)
noun
[UK: ˌdɪs.ˌkɒnt.ɪ.ˈnjuːət.i]
[US: dɪs.ˌkɑːnt.ən.ˈuː.ət.i]

discontinuïteitsubstantief
{f}

disingenuous (not noble; unbecoming true honor)
adjective
[UK: ˌdɪ.sɪn.ˈdʒe.njʊəs]
[US: ˌdɪ.ˌsɪn.ˈdʒe.njuːəs]

achterbaksbijvoeglijk naamwoord

oneerlijkbijvoeglijk naamwoord

onoprechtbijvoeglijk naamwoord

5678