Angol-Holland szótár »

eris jelentése hollandul

AngolHolland
Eris (dwarf planet)
proper noun

Eriseigennam
{f}

asterisk [asterisks] (symbol used to highlight words or sentences)
noun
[UK: ˈæ.stə.rɪsk]
[US: ˈæ.stə.ˌrɪsk]

asterisksubstantief
{f}

sterretjesubstantief
{n}

asterism (typographical symbol)
noun
[UK: ˈæstərɪz(ə)m ]
[US: ˈæstərɪz(ə)m ]

asterismesubstantief
{n}

Bulverism noun

bulverismesubstantief
{n}

characteristic (being a distinguishing feature of a person or thing)
adjective
[UK: ˌkæ.rək.tə.ˈrɪ.stɪk]
[US: ˌke.rək.tə.ˈrɪ.stɪk]

idiosyncratischbijvoeglijk naamwoord

karakteristiekbijvoeglijk naamwoord

kenmerkendbijvoeglijk naamwoord

characteristic [characteristics] (distinguishing feature)
noun
[UK: ˌkæ.rək.tə.ˈrɪ.stɪk]
[US: ˌke.rək.tə.ˈrɪ.stɪk]

karakteristieksubstantief
{f}

trekjesubstantief
{n}

cherish [cherished, cherishing, cherishes] (to treat with affection, nurture with care)
verb
[UK: ˈtʃe.rɪʃ]
[US: ˈtʃe.ˌrɪʃ]

koesterenwerkwoord

esoterism (inward forms of faith and religion)
noun
[UK: ˈesəʊtərˌɪzəm]
[US: ˈesoʊɾɚrˌɪzəm]

esoteriesubstantief

feverish (filled with excess energy)
adjective
[UK: ˈfiː.və.rɪʃ]
[US: ˈfiː.və.ˌrɪʃ]

koortsachtigbijvoeglijk naamwoord

feverish (in the state of having a fever)
adjective
[UK: ˈfiː.və.rɪʃ]
[US: ˈfiː.və.ˌrɪʃ]

koortsigbijvoeglijk naamwoord

gibberish (needlessly obscure or overly technical language)
noun
[UK: ˈdʒɪ.bə.rɪʃ]
[US: ˈɡɪ.bə.rɪʃ]

visserslatijnsubstantief
{n}

gibberish (unintelligible speech or writing)
noun
[UK: ˈdʒɪ.bə.rɪʃ]
[US: ˈɡɪ.bə.rɪʃ]

gebrabbelsubstantief
{n}

gewauwelsubstantief
{n}

koeterwaalssubstantief
{n}

wartaalsubstantief
{n}

imperishable (not perishable)
adjective
[UK: ɪm.ˈpe.rɪ.ʃəb.l̩]
[US: ɪm.ˈpe.rɪ.ʃəb.l̩]

onvergankelijkbijvoeglijk naamwoord

impoverish [impoverished, impoverishing, impoverishes] (to deprive of some strength or richness)
verb
[UK: ɪm.ˈpɒ.və.rɪʃ]
[US: ˌɪm.ˈpɑː.vrɪʃ]

verzwakkenwerkwoord

impoverish [impoverished, impoverishing, impoverishes] (to make poor)
verb
[UK: ɪm.ˈpɒ.və.rɪʃ]
[US: ˌɪm.ˈpɑː.vrɪʃ]

verarmenwerkwoord

impoverishment noun
[UK: ɪm.ˈpɒ.və.rɪ.ʃmənt]
[US: ˌɪm.ˈpɑː.vrɪ.ʃmənt]

verarmingsubstantief

liverish (not feeling well due to an upset digestive system)
adjective
[UK: ˈlɪ.və.rɪʃ]
[US: ˈlɪ.və.rɪʃ]

misselijkbijvoeglijk naamwoord

onpasselijkbijvoeglijk naamwoord

Mannerism (style of art)
noun
[UK: ˈmæ.nə.rɪ.zəm]
[US: ˈmæ.nə.ˌrɪ.zəm]

maniërismesubstantief
{n}

meristem [meristems] (zone of active cell division)
noun
[UK: mˈerɪstəm]
[US: mˈerɪstəm]

meristeemsubstantief
{n}

periscope [periscopes] (viewing device)
noun
[UK: ˈpe.rɪ.skəʊp]
[US: ˈpe.rɪskoʊp]

periscoopsubstantief

perish [perished, perishing, perishes] (to decay and disappear; to waste away to nothing)
verb
[UK: ˈpe.rɪʃ]
[US: ˈpe.rɪʃ]

bedervenwerkwoord

vergaanwerkwoord

perish [perished, perishing, perishes] (to die, to pass away, see also: die)
verb
[UK: ˈpe.rɪʃ]
[US: ˈpe.rɪʃ]

omkomenwerkwoord

stervenwerkwoord

perish [perished, perishing, perishes] verb
[UK: ˈpe.rɪʃ]
[US: ˈpe.rɪʃ]

wegkwijnenwerkwoord

perishable (liable to perish)
adjective
[UK: ˈpe.rɪ.ʃəb.l̩]
[US: ˈpe.rɪ.ʃəb.l̩]

bederfelijkbijvoeglijk naamwoord

beperkt houdbaarbijvoeglijk naamwoord

perishableness (state of being perishable)
noun
[UK: ˈpɛrɪʃəblnəs ]
[US: ˈpɛrɪʃəbəlnəs ]

vergankelijkheidsubstantief
{f}

perissodactyl [perissodactyls] (odd-toed ungulate)
noun
[UK: pˌerɪsˈɒdəktˌaɪl]
[US: pˌerɪsˈɑːdəktˌaɪl]

onevenhoevigesubstantief
{m} {f}

phaleristics (the study of orders, fraternity, and award items)
noun

faleristieksubstantief

pulverise (to render into dust or powder)
verb

doen verstuivenwerkwoord

fijnwrijvenwerkwoord

12