Deutsch | Holländisch |
---|---|
galant [galanter; am galantesten] Adjektiv | beleefdbijvoeglijk naamwoord galantbijvoeglijk naamwoord heusbijvoeglijk naamwoord hoffelijkbijvoeglijk naamwoord welgemanierdbijvoeglijk naamwoord wellevendbijvoeglijk naamwoord |
die Galanterie [der Galanterie; die Galanterien] Substantiv | galanterieënsubstantief kramerijsubstantief opschiksubstantief |
Galantine |